Ik waai gewoon. Soms bij vlagen, soms met opgetrokken kraag maar bijna altijd onderkoeld. Ik begin ergens en strek dan mijn adem. Evengoed keer ik halverwege, alles beter dan ten hele dwalen, er is gewoon geen handleiding voor het bestieren van weidse luchten. Aan grenzen heb ik in elk geval lak, Schengen of non-Schengen. Komt er een rivier of hoge schoorsteen op mijn weg, jammer, ik laat me niet omleiden. Soms komt er een einde aan het land, dan is de zee mijn terrein. Zolang er geen rand van de wereld is waar ik vanaf zou kunnen vallen blijf ik waaien. Ik kan het eigenlijk niet beter uitleggen, ik waai gewoon met alle winden mee.