Ik hou je hand vast terwijl je ogen lachen.
Ik laat je gaan maar je blijft in de buurt.
Je kan alles spreken maar vergeet het keer op keer.
Je kijkt naar je zusje, ze weet alles beter.
Je doet het na en lacht dan weer.
Ik hou je hand vast terwijl je ogen huilen.
Ik laat je gaan maar je komt niet terug.
Je kan niet alles spreken maar probeert het keer op keer.
Je kijkt naar je zusje, ze weet niet beter.
Je doet haar na en lacht dan weer.