Daar ligt dat meisje nu.
In een tunneltje waar bijna niemand komt.
Verlaten wordt ze wakker op de stoep.
Ze huilt van boosheid en verdriet.
Niemand die haar daar in dat tunneltje ziet.
Ze kent die twee jongens niet.
Die zich aan haar vergrijpen.
Ze wordt boos en angstig tegelijk.
Ze kan niks doen, alleen maar huilen.
Kon ze zich maar ergens verschuilen!
Ze probeert te vechten.
Maar het lukt haar niet!
Dan wordt ze slap. Ze kan niks meer doen.
De jongens konden niet van haar afblijven.
Maar hoe kon ze dat ooit aan iemand beschrijven?
De jongens doen het tegen haar wil in.
Ze wordt geschopt en geslagen.
Dan weet ze niks meer.
Later, toen ze bijkwam, had ze pijn.
Ze kon alleen maar denken: Hier wil ik weg zijn!
Langzaam fietst ze naar huis.
Daar gaat ze naar haar kamer.
Maar telkens ziet ze die beelden weer.
Ze wordt weer bang en raakt in paniek.
Door alles wat er gebeurd is, voelt ze zich vies en ziek.
Steeds komt er een beetje spanning uit.
Ze is misselijk en moet braken.
De tranen stromen over haar wangen.
Ze wil niet meer verder leven.
Want ze zal het zichzelf nooit kunnen vergeven.
Ze wil aan anderen niks laten merken.
Ze voelt zich alleen en onbegrepen.
Ze doet zichzelf en anderen pijn.
Is er dan niemand die naar haar omkijkt?
En haar gedrag met vorige week vergelijkt?
Nu komen er steeds herbelevingen.
Dan zie ik die beelden weer.
En voel ik weer wat ik toen voelde.
Weer een snee op mijn arm. Weer een bult op mijn hoofd.
Ik hoop dat dat ene beeld van toen ooit nog verdoofd!