Groningen, 6 juni 2011
Waar ze nu was, zag ze altijd alles. Op het net schoongeveegde trottoir liep een opgewekte tapijtverkoper in werkmanskleren door de straat. Fluitend met zijn vloerkleed nonchalant opgerold onder zijn rechterarm leek hij de huizen af te turen. Zou hij ook daadwerkelijk richting een deurbel lopen? Och, waar was toch de tijd gebleven van eenmanszaken die als vanouds particulier hun met liefde vervaardigde waren zelf aan de man brachten? Gevoelens van nostalgie zuiverden voor even haar geplaagde hart en reinigde haar geweten. Het opende haar bewustzijn voor nog meer fraais. Ze zag een groep vogels in een sierlijke v richting het centrum vliegen. Dat moest wel zeldzaam zijn op dit late tijdstip, dacht ze bij haarzelf. Toeterende auto’s deden haar even de verkoper en de vogels vergeten en ze wendde haar blik richting een vastgelopen rotonde, waar de emoties van uitgebluste zakenmannen altijd hoog oplaaiden. Daar liet de echte wereld even weer haar lelijke tronie zien, gehaast en licht ontvlambaar, zoals zij haar vaak had beleefd en inmiddels zo goed kende.
Op de vijfde verdieping kon ze altijd even lekker mijmerend de natuur bewonderen. Als je alleen maar wilt ‘mensen kijken’ moest je dat maar doen met letterlijk beide benen op de grond, was haar mening. Zij was juist een dromer. Vroeger greep de melancholie haar bij de keel, als ze daar zo stond, leunend over haar balkon. Het was een illusie gebleken. Het was geen veilige haven, het was juist de plek waar haar verdriet en angsten konden uitgroeien tot een monster van een kwaal. Ze werd er zo lamlendig en lusteloos van. Na alles wat ze had meegemaakt in haar leven, had ze op haar oude dag op miraculeuze wijze een tweede adem gevonden. Ze was weer energiek, en keek nu weer uit naar de dag van morgen. Toch memoreerde ze weer even afzijdig naar iets wat ze hoopte dat snel tot het verleden zou behoren. Nee, dat zou wel goed komen. Waar kwam opeens die vertwijfeling vandaan? Ze had toch de juiste stappen ondernomen? En wat al helemaal bevredigend was, het had resultaat opgeleverd. Ze was een vrouw met een missie geworden.
Niets bereidde haar er op voor, kon haar voorspellen wat zich zou plaatsvinden die dag. Ze wist niet dat haar zelfverzekerdheid zich baadde in onwetendheid. De gloed in haar ogen droop van trots terwijl ze nogmaals de hemel bewonderde. De Groningse skyline was deze avond van een absolute schoonheid. De wolken zweefden achteloos voorbij en leken haast blauwer dan de hemel zelf. Het symbool van de stad, de Martinitoren, had iets weg van een trotse pauw die haar veren als een waaier uitvouwde voor de wereld om te zien. Ja, bijna alles leek blauw vanavond. Op de vele stadlichtjes na, die een meer dan welkome afwisseling waren van het gebrek aan een heldere sterrenhemel. Ze merkte niet dat ze loom werd en begon in te dutten, tot ze iets voelde wegglippen uit haar rechterhand. Och ja, ze was het bijna vergeten en kantelde haar gieter om de gele afrikaantjes water te geven die aan een plastic haakje bungelden over de reling van haar balkon. Die wolken waren immers voor de show, het zou niet gaan regenen. Ze keek nog even omlaag om te zien of de overgelopen waterspetters niet iemand hadden verrast. Ach, ze zouden haar juist bedanken met dit broeierige weer.
Ze wilde weer naar binnengaan, maar een geluid leidde haar af en ze keek nog eenmaal over haar schouder. Ze hoorde de spinnende rotor van de groengele traumahelikopter die wel tien keer per dag over haar appartementje vloog. Zo bekend met het aanzicht wist ze toch de machine even te beschouwen alsof ze het voor de eerste keer zag. Als een lawaaierige doch onontdekte exotische vlindersoort met het logo van het UMCG-Ziekenhuis er opgeplakt. Ze glimlachte bij de gedachte. Het ritmische gekletter van de wieken ebde weg achter de huizen en werd al gauw overstemd door luidruchtige muziek van haar bovenburen. Het funky basloopje van INXS’s New Sensation moest haast wel door drie verdiepingen heen dreunen. Haar gehoorapparaat reageerde onmiddellijk onthutst met die schrijnende pieptoon die ze zo verafschuwde. Daar ging haar goeie humeur. Het was het enige waar ze vandaag de dag zich nog enorm over kon opwinden. Die harde muziek kon haar soms echt mateloos irriteren. Moest dat nou elke dag? Nooit eens een keer rust hier, die verdomde studenten! Ze kende geen enkele van haar buren persoonlijk maar dat moest haast wel die Richard Molenaar zijn en zijn vrienden.
Ze sjokte naar binnen, door de keuken naar de woonkamer en werd even overmand door de indringende wierookgeur. Die stinkstengels halen was een slecht idee, dacht ze bij haarzelf. Neerploffend met een zucht in haar schommelstoel graasde ze in een handige snelle beweging een envelop van de eettafel. Ze draaide haar pols even snel een kwartslag maar ze wist eigenlijk al dat er geen afzender op de achterkant geschreven stond. Om de inhoud onaangetast te laten gebruikte ze haar lange nagels om de envelop secuur open te scheuren. Ze ontvouwde een papiertje van A5-formaat. Het was een gedicht, op een wijze geschreven zoals ze die al jarenlang elke maandagochtend in haar brievenbus vond. Er stond:
‘In de moestuin zul je hem vinden
waar de elfjes grillig dansen,
daar waar metalen wonden klingelen
worden gedragen als kettingen
door wegfladderende ganzen…’
Margreet staarde nog even naar het papiertje. Een traantje rolde langs haar wang...