In de verte komt de zon op.
Langzaam vallen de eerste zonnestraaltjes
door het raam naar binnen.
Ze strijken vol liefde langs je gezicht.
De onweer in de slaapkamer, waar wij zijn,
is net gaan liggen.
Het was een heftige storm,
vol met liefde en haat, leugens en waarheden
die op ons beiden neer vielen.
Met betraande ogen kijk je me aan.
Vol met verdriet en angst.
Ik schrik van de blik in je ogen.
Ik herken de angst in je ogen.
die angst heb ik ook.
Ik neem je in mijn armen
en aai je over je rug.
Ik probeer het te verbergen,
mijn angsten te verbergen.
Angsten voor wat er komen gaat.
De nacht was heftig,
kwade woorden gingen over en weer.
Er vielen veel tranen.
Er waren afwijzingen en er was onrust.
Maar nu de zon haar stralen over je gezicht
laat glijden,
en jij hier in mijn armen ligt.
Weet ik dat we onze eerste storm hebben overleefd.
In de verte komt de zon op.
Langzaam vallen de eerste zonnestraaltjes
door het raam naar binnen.
Ze strijken vol liefde langs je gezicht.
Als ik de zonnestralen over je gezicht zie gaan.
herinner ik me weer waarom jij mijn meisje bent.
De storm is weer gaan liggen.
De zon is tevoorschijn gekomen,
van achter de donkere wolken verschenen.
Tegelijk met de zon is de regenboog tevoorschijn gekomen
Ik kijk naar de regenboog en dan naar jou.
Ik glimlach naar je,
en jij glimlacht terug naar mij.
We weten dat alles nu goed is.
!3