Gestilde donder
Een ver gerommel doet haar ontwaken
uit de dingen waar ze mee bezig was.
Kreunend kijkt ze op, legt haar boek neer,
Energie bouwt zich op, ze is wakker.
En hoe.
Ze weet:”Het gaat zo weer beginnen”
De donder is al onderweg,
het zal nu snel hier zijn.
Zo veel te doen,
zo weinig tijd,
niet vandaag, laat de zon toch blijven schijnen.
Alstublieft?!
Wolken pakken samen,
ver weg nog, maar niet lang meer..
Het komt.
In stilte worden de boeken weggestopt,
het heeft geen zin te vechten:
hoe vecht je tegen storm?
Ze kijkt rond, ziet haar bed:
dat zal haar schuilplaats zijn,
als zovele keren eerder.
“Hoe erg zal ‘t deze keer wel zijn?”
Erg.
Laat ik maar proberen wat te slapen,
misschien gaat het voorbij.
“Waarom kan ik niet leven als elke andere
normale meid?”
De regen is er ‘t eerst dit keer
en ook van binnenuit.
Ramen dicht, toch wordt haar gezicht nog nat.
Over wangen glijden druppels in slow motion.
Ze weet wat er nu volgt.
Plotseling flitst het weerlicht door haar hoofd,
De kamer is vol van donder.
’t Lijkt alsof ze elk geluid op aarde hoort..
op het zelfde moment.
Geen licht!
Geen geluid!
Geen reuk!
Nee! Nee! Nee!
nee...
Duisternis
Een deur gaat open, een silhouet
komt binnen, dan opnieuw
duisternis
hij zit aan haar bed
geen woorden.
Dan spreekt een fluist’rende stem plots in haar nacht:
“We weten niet waarom,
nog niet,
we willen wel, maar weten ’t niet.
Op een dag zal het allemaal
helder zijn, als kristal
voor haar en mij.
Heldere luchten en licht en geluid en reuk en aanraking en zelfs van smaak
van ongelofelijke kwaliteit.
Voor hier en nu: we hebben U zo nodig
zo erg, zo dichtbij, verlaat ons niet.
Alstublieft, wees U het silhouet,
als ik hier niet kan zijn?
En doe dan zacht de deur maar dicht,
want ze heeft zo’n pijn.
En spreek tot haar met woorden die
haar hart beroeren.
Ik mag dan misschien niet de ware zijn
maar U bent dat wel.
Ze houdt van U Heer.
Amen”