Ik was verheugd toen ik gisteren hoorde dat mijn kleinzoontje met het ganse vierde leerjaar met de bus naar het N.M.B.S. studiecenter reed om daar verkeersonderricht te krijgen. Geef nu toe, gans de straat is een grote jungle waar wij onze kinderen te grabbelen gooien voor het grote wild, rare wezens zijn wij toch? Dus wanneer wij dan toch zo in mekaar zitten moeten wij onze pupillen op zen minst serieus onderricht geven in alle mogelijke en onmogelijke verkeerssituaties, zoals een vrachtwagen die de helft van het voetpad meeneemt in zijn bocht – sta daar maar en je kan geen kant op- ik mag er niet aan denken. Je kan zo’n kind niet zeggen als je een vrachtwagen op de hoek van een straat ziet, loop dan honderd meter terug, werp je plat op de grond en wacht met je armen gekruist boven je hoofd tot het gevaarte weg is. Ach, misschien ben ik als grootvader een beetje overbezorgd. Niet te verwonderen dat ik ontzettend blij was over het initiatief van de school met deze verkeersvoorlichting.
Hoe groot was mijn teleurstelling toen ik die avond van mijn kleinzoontje vernam dat hij niets anders geleerd had dan vandalisme op de bus.
“Bompa, weet jij waar die punthamertjes dienen die op de bussen hangen?” vroeg mijn klein manneke.
“Neen,” loog ik.
“Om de ruiten uit te slaan!’ jubelde hij enthousiast.
“Wie zegt dat,” vroeg ik verwonderd.
“Die meneer van de lijnbussen.”
“O, ja.”vroeg ik vals verwonderd.
“Ja, weet je welke ruiten je het best kunt uitslaan bompa?”
“Neen?”
“Die met een labeltje op en weet je waarom? Die vallen in kleine bolletjes uit elkaar en daar kunt je, je handen niet aan bezeren.”
“Leren ze die gasten niet alleen de ruiten uit te slaan, maar ook nog de welke!”dacht ik.
“Weet je ook waar je ze moet stuk slaan bompa!”riep hij opgewonden door al de kennis die hij mij kon openbaren.
“Los, keihard er midden in!” riep ik om erbij te zijn.
“Fout bompa, aan de hoeken heeft de mijnheer gezegd.”
“De schijnheilige vent, zo valt de vandalenstreek minder op.”dacht ik.
“”Ze hebben ook een ongeval geïnsinueerd bompa.”
“Knap, en?”
“Wel, de bus stond in brand en wij moesten eruit zien te komen in dertig seconden, want duurt het langer, dan kan je helemaal opgebrand zijn,”zei hij glimmend van vreugde. “De eerste keer waren we allemaal dood.”
Mijn darmen wisten opeens hun juiste plaats niet meer en slingerden wat rond in mijn buik.
“De tweede keer kwamen er tachtig procent levend uit.”
“En jij,” vroeg ik lijkbleek?
“Ik niet, ik ben rustig blijven zitten.”
Ik slikte een paar keer en keek hem smekend aan.
“’t Was immers niet voor echt bompa!”troostte hij
De zucht die me ontsnapte vulde de hele kamer.
Klein manneke toch.