Dwalend baan ik een weg
door een oerwoud van leven,
bomen vormen een dwaalspoor,
takken grijpen mij vast.
Over platgetreden paden
spoed ik mij voort,
met ongekende moed
zoek ik naar nieuwe wegen.
Een verre, ijle helderheid
lokt mij met haar roep,
op haar ster wil ik varen,
niet langer afgeleid.
Vergezeld van mijn schaduw
nader ik die sfeer van licht,
met vrijheid in mijn hart
kan ik zeggen; "Ik ben ik".