Als ik je vader was,
kon je altijd bij me komen,
met je vragen of verdriet,
met je kommer en je zorgen,
als ik je vader was.
Als ik je vader was.
Somber zou je nooit meer schrijven,
doch steeds vrolijk blijven,
als ik je vader was.
Als ik je vader was.
Nooit hoefde je niet bang te zijn,
nooit had je meer die pijn,
als ik je vader was.
Als ik je vader was.
Had je kommer, kwel of zorgen,
hielp ik je meteen,
en niet pas morgen,
als ik je vader was.
Ik ben voor jou een onbekende,
maar jij daar, in het Belgisch land,
ik reik je nu mijn hand,
vanuit het mooie Nederland.
Pak mijn hand,
kom uit die put,
somber zijn heeft toch geen nut.
Vrolijk zul je nu gaan schrijven,
nooit meer zitten in die put,
en altijd vrolijk blijven.