Ze straalt, ze lacht.
Ze is niet brutaal.
Zoals iedereen verwacht.
Spreekt met de goede, nette taal.
Nooit tegen de draad.
Erg spontaan.
Nooit dat ze iemand veraad.
Ze staat nooit vooraan.
Iedereen denkt het.
Iedereen ziet het.
Iedereen gelooft het.
Behalve ik.
Achter haar lach,
Zitten dingen verstopt.
Denkt dat ze nooit huilen mag.
En heeft haar gevoelens opgekropt.
Ik zie het aan haar ogen.
Ik merktte het al meteen.
Hoopt ze dat ik mn ogen open.
En dat ik haar help.
Altijd begint ze met een lach.
Maar ik zie het al direct.
Ik zeg dat ze het vertellen mag.
En slaat haar armen om me heen.