Wereld
Sluit de gordijnen en
laat de wereld geruisloos achter
dik stof, ik kruip tegen je aan,
begraaf je gezicht in mijn handen;
de wereld is groot en rumoerig:
Ze brandt
Broeders en zusters,
staan tegen elkaar op,
zo geschiedt geschiedenis en heden en toekomst;
kogels trekken een bloedbaan door de tijd
en vanaf het begin tot het einde;
met geslepen zwaarden tussen ontblote tanden,
eisen ze grijnzend op
wat hen toebehoort:
Ze brandt
(De aarde past achter een duim,
vanaf de maan)
En ik stond in de stromende regen,
keek naar je raam vanwaar het licht
in de duisternis stroomde;
je silhouet omgloedt in koperen warmte;
een belofte in vrede
Sluit de gordijnen,
knip het licht uit en
laat de verschroeide wereld geruisloos
achter;
ik leg me naast je neer,
je gezicht in mijn handen,
lip op lip;
Dit is mijn wereld