Nachten alleen en koud
breng ik door in de ziel van de eenzaamheid.
Ik hul me in een soort van
donkere dood,
maar dood ben ik niet,
treurend,
het enige wat ik nog voel,
dat me onderscheidt van dood-zijn
is die pijn, die snerpende, terende pijn.
Mijn lichaam, mijn hart
huilt,
telkens ik ademhaal.
Het geluid gaat door merg en been,
maar wordt gedempt door de muren van
mijn huid.
Ik ben alleen,
verzonken en verloren in
een eigen wereld van bittere wrok,
spartelend in een zee van verloren liefde,
zwelgend in een waas van opgekropte haat.
Ik voel de dood hijgend in mijn hals
en ik verlang...