zij bijt zich doorheen de laatste dagen
zomerwarm een gloed van zweet
vervaagd haar kijk op deze wereld
gunt zichzelf geen tijd te denken
aan al dat wat nog komen gaat
schopt de stokjes stijf naar voren
ligt wakker want hij is nu weg
de asfaltbaan flirt met haar verlangen
zij weet geen weg die zo kan lonken
de dood voorbij de witte streep
maar bij het vallen ruikt zij lelies
en ziet ze mama voor haar ogen
zachte wind trekt haar naar boven
een ketting ligt op zwart, gebroken
een tas vol heimwee laat zij achter
zij bijt zich vast, de dood voor ogen