Het lieve lachje is verdwenen.
En met een boze blik loopt zij rond.
Hoe kon haar vriend haar bedriegen?
Is de vraag waar zij mee zit.
Haar hart verscheurt.
En tegen de muur aan gepleurd.
Boze blikken gunt zij de mensen om haar heen.
Waarom deed hij haar zo veel pijn?
Wat had ze verkeert gedaan?
Was het soms haar schuld?
Haar ogen vullen zich met tranen.
Doelloos rent ze rond.
Niet lettend waar ze loopt.
Denkend aan wat zij fout heeft kunnen doen.
Loopt de zoveelste traan van haar wang.
Nooit kunnen weten dat ik zo veel om hem gaf.
Wand nu loop ik hier,
Huilend om een lul
Denkend aan mijn fouten.
Wie is hier nou stom?