Vaalgrijze wolken verlichten vluchtig
een onvervuld diep verlangen
Maar net zoals de vallende sneeuw,
raakt het jou hart en blijft het daar liggen
Ruig roepend worden woorden geschreeuwd,
gefluisterd in die bittere sneeuw
Door verliefdheid snel heengaande
In de koude glinsterstokkende stilte staande
gevuld met herinneringen aan weleer
Voor sommigen een warme lach
Voor anderen een wekken van diep zielezeer
Dan het stoeien onder de dode lantaarn
Waar woorden je aanstaren zonder gezicht
Waar een meester dicht over het smeken
zoeken naar de liefde,
een hoop om weer te vinden het verlorene,
voor emotionele en koude vrienden die luisteren
rond de fakkel naar dit vriesverhaal
Handschoenen uit
Handen rond het vuur nu kaal om de warmte op te zoeken
zodat de benen verder willen stappen in het verhaal
Volgende fakkels in de nacht naar een hut,
vol drank en dan nog verder gebracht
tot een ring een zee van vuur, een hart in brand
zijn wij bij de derde dichter aanbeland
Uit een vroegere stad en vroeger leven
Hartsgedichten te declameren
Gaat over man of vrouw, of decadent feest,
over lege bedden, en in ieder het beest
Leegte die je eens doet denken aan de liefde nog te schenken
of juist niet meer, eens weer verlaten
Vult zij onze poetische gaten.
De koude gaat voort en ook zo wij
Staan dan stil ver van de vijver
Bollen ijs uit ijzige dozen
op het deksel, Fresia, geen rozen
Nu rijst de nood aan een dokter
En in het wit bevlokte donker
reizen wij naar de apotheek
een aankomst,een afscheid
zoals in aan elkaar geregen woorden beschreven
staan we stil te luisteren naar de trein in het station,
de hoeren, en alles op mooie rijm
Eindigt deze tocht met gedragen tafel,
vierkant,niet rond,in de Peperbusse
Oostends gedicht om de kou te blussen met cake,
muziek en versterkt poetisch geschreeuw
gaan de bezoekers uit de warmte heen
Dit verhaal is op zijn eind
Een dichtwandeling, hoe dit gedicht beschrijft