Lief ondeugend doerakje,
Klein en nog zo teer,
Jij was het die mij vreugde gaf
En óch toch ook veel meer.
Liggend in je kleine wiegje,
Met oogjes ó zó blauw,
Maakte jij mij duidelijk,
Dat ‘k houden moest van jou.
De onschuld in je oogjes,
De liefde die ik zag.
Het geluk dat jij uitstraalde,
Je vreugde iedere dag.
Slapend in mijn armen,
Ben jij plotsklaps weggerukt.
Zoals een verwelkt bloempje,
Het knopje kaalgeplukt.
Men zegt; alles zal gaan slijten,
Toch denk ik blijft de pijn.
Het denken aan jou lieve lach,
Dat voelt juist reuze fijn.
Ik zal lang eenzaam lijken,
En ook doet het veel verdriet.
Ik neem nu afscheid doerakje,
Jou vergeten kan ik niet.
Ik kom gauw terug mijn doerakje
En neem je bij de hand.
Dan gaan we samen verder,
Weer wandelen op het strand.
Ook kunnen we weer genieten,
Van de zon, de zee of maan,
En samen spelen met je zeef,
Of in de branding staan.
Staande bij je grafje,
Leg ik neer een rode roos.
De bloem die jij zo mooi vond,
Die jij voor mama koos.
Dag doerakje ‘k moet nu verder,
Het leven is heel hard.
Ik zal veel aan je denken,
Met vreugde in mijn hart…