In die dingen heb ik mij nog nooit vergist.
In die dingen wil ik mij toch wel eens vergissen,
kon ik mij maar eens vergissen.
In die dingen heb ik een soort gave,
nu vervloek ik die gave,
had ik ze maar nooit gekregen.
In die dingen ga ik dood.
In die dingen had ik vroeger plezier, nu niet meer.
in die dingen,
In die dingen, zal ik nooit meer blij zijn.