Zij vormen samen een prachtig span
een oase waar de dichter van geniet
net als het prille voorjaar
en een zinderend hete zomer
als een en tweejarigen bloeien.
De wind waaide het geluk in de schoot,
zonnetjes die het hart verwarmen
en zie het opgroeien
van die kroost
liefdevol ontvangen en degelijk begeleid,
bestand tegen de zure regen
vol ongeduld wachtend
op de maagdelijke neerslag
want ook de winter kent haar charmes.
Luid klinkt het midwinterhoorngeschal
als het Hof van Eden hopelijk nog lang bestaat
want ze doet waar ze voor staat.