Een doorzichtige regendruppel,
Baant zich een weg over het raam,
Met sierlijke bewegingen,
Van links naar rechts,
En af en toe een kleine stop.
Waarbij het uiteindelijk een zachte,
Goedgelukte landing maakt,
je eindigt op het plankje hout,
Dat dient als kozijn.
In jou, Zie ik de traan,
Die ik vanmorgen in de spiegel zag,
Je danste in sierlijke bewegingen naar beneden,
En liet een spoor achter, die na een paar minuten weggevaagd was.
Alsof de angst, van iedereen op de wereld,
Het verdriet en de pijn. Alle tranen, Van iedereen,
lopen en dansen over het raam,
Als stille getuige van wat zich hier binnen afspeeld,
En alsof er nooit wat is gebeurd.