1.De weg
Ik loop, nee ik ren door het bos, niet wetende waarheen.
Ook de al bewandelde paden verdwijnen langzaamaan in de vergetelheid.
Ik weet niet of de volgende afslag die ik neem goed is,
Maar meestal is er geen weg meer terug.
2. De keuzes
Ik kom alweer bij een kruispunt, na vele foute keuzes twijfel ik.
Zal ik nu de juiste kiezen, zal ik de zon weer zien?
Ik loop nu op een plek waar de zon niet door de bomen komt.
Na jaren met gezelschap gelopen te hebben, loop ik nu alleen.
3. Het monster
Mijn vermoeden is juist, ik word gevolgd, achterna gezeten door iets.
Ik voel zijn aanwezigheid, hij is er altijd, hongerig,
Wachtend tot mijn leeftijd mij te traag maakt om hem te ontvluchten.
Ik moet blijven rennen, geen tijd om mijn keuzes te overwegen.
4. Rennen
Ik ren alsmaar harder, voorbij de paden,
die me misschien wel zouden leiden naar de zon.
Het wordt steeds duisterder in het woud,
Ik steven op het einde af………..
5. Herinneringen
Ik zie nog vaag de paden die ik heb bewandeld,
Mooie bloemen, zelfs paden bestrooid met rozenbladeren.
Ik weet nog dat we samen liepen, geen monster te bekennen,
We liepen in de zon, je droeg die paarse avondjurk,
Je zag er die dag geweldig uit, ik voelde me niet waardig,
Aan jou zijde was ik trots, was ik sterk
6. Die keuze
Toen was er die keuze, ik zag het pad en ik nam een afslag.
Ik zag wel dat het donker was maar dacht dat er wel licht was,
Aan het einde van dit stuk,
ergens moeten die bloemen toch weer groeien?
Maar ik ging steeds verder de wildernis in alles word zwarter.
7. De achtervolging
En toen werd ik me steeds bewuster van die demon, dat monster.
Als een bloedhond jaagt hij me op, hij dwong me om te gaan rennen.
Ik hoor zijn gehijg, ik zie zijn bloeddoorlopen ogen in de schaduw.
Hij haalt me in, ik sla hier rechtsaf en dan……………..
8. De afgrond
Ik zie dat ik in de val gelopen ben, een afgrond, ik kan geen kant op.
Ironisch eigenlijk dat ik nu weer de blauwe lucht zie,
Ik zie de zon schijnen, maar aan de andere kant van het ravijn,
Springen heeft geen zin, het is minstens twintig meter breed, dit ravijn.
Ik draai me om en wacht mijn lot af.
9. Het einde
Er komt geritsel uit de bossen achter me, het monster.
Hij heeft me gevonden, nu kan ik helemaal geen kant meer op.
Hoe heeft het zover kunnen komen, dit is echt hopeloos.
Het monster komt uit de bosjes, hij stapt uit de schaduw,
Kijkt me aan en ik zie het nu,
Het monster ben ikzelf,
Alleen ouder