Wel bellen. Niet bellen. Wel langs rijden. Niet langs rijden. Wel aanspreken. Niet aanspreken. Wel kijken. Niet kijken. Ik word er zo moe van. Ik kan er niet meer tegen. Moet ik zo nodig dat spel gaan spelen? Moet ik me beter voelen omdat jij me mist? Wat schiet ik er mee op. Moet ik me trots voelen omdat jij mij belt en ik jou niet? Moet ik trots zijn dat jij mij wel aanspreekt en ik jou niet?
Ja, ik mis ons samen zijn. Ik mis onze telefoontjes over koetjes en kalfjes. Ik mis mijn toevluchtoord als ik boos ben. Ik mis jouw antwoorden op mijn vragen over vriendschappen. Ik mis je woorden die me vertellen dat het wel goed komt. Mag ik dat dan allemaal niet zeggen omdat ik wil dat jij me mist? Dat je inziet dat ik wel degelijk degene ben waar je bij wilt zijn? Dat ik je lege gaten in je leven kan opvullen?`
Nee, ik weet dat we niet langer bij elkaar kunnen blijven. Dat we elkaar teveel pijn doen. Ik voel me fijn dat ik geen zorgen meer heb. Dat de lasten van me af zijn gevallen. Dat ik niet meer hoef te wensen dat jij bent waar ik ook ben. Juist dàt is zo fijn. Ik kan weer genieten. Dat heb ik zo lang niet meer gedaan.
Ja, ik red me wel. Ook zonder jou heb ik een leven. Heb ik vrienden. Kan ik uitgaan. Kan ik aan het strand liggen. Kan ik praten over mijn problemen. Kan ik getroost worden. Kan ik uit eten gaan. Daar ben ik niet alleen jou voor nodig.
Ik kan met jou de toekomst niet in en jij kan met mij het verleden niet delen. Geen veranderingen, geen nieuw begin. Ik verdwijn langzaam, maar voorgoed, steeds verder uit je leven.
Maar dat betekent niet dat ik je niet mag missen. En weet je, het kan me niet meer schelen. Je mag het weten, ik mis je!