Ik liep door de regen, wat ging het toch tekeer.
Ik liep daar in mijn T-shirt, had geen jas bij.
Iedereen om me heen rende om te gaan schuilen, ik niet.
Deze regen was niets vergeleken met de regen in mijn hoofd,
Al een half jaar regent het in mijn hoofd,
Een ware moesson.
Ik kom doorweekt thuis, geeft niet.
Ik haal mijn kamer van zijn slot, ah,
Mijn eigen plekje waar ik me soms best veilig voel.
Maar er is iets anders,
Dit is niet mijn kamer, mijn plekje, nee.
Dit is mijn gevangenis, zelfsā¦.mijn tombe.
Misschien ben ik wel net als een dier,
Dat instinctief een plek zoekt om te sterven.
Eerst zonder hij zich af,
Gaat liggen en heeft eindelijk vrede.
Dit klinkt zo slecht nog niet,
Maar hoort dit proces zo lang te duren?
Ik zou dit graag gaan zien als een nieuw begin.
Maar mijn leven voelt voorbij,
Ik voel me een net een soapserie die te lang doorgaat,
Alsof ze me dood laten bloeden uit mijn vinger.