Er zijn twee ikken,
Niet zoals je denkt,
2 ikken,
Waarvan je er waarschijnlijk maar 1 kent.
Grote bek, altijd praatjes,
Maar met lege woorden,
Vul je geen gaatjes,
Die ooit door een gek,
In een nog onschuldig hartje zijn geboord,
Een herinnering, woord voor woord.
Als een schild,
Staat mijn imago, als raar mens om mij heen,
Maar achter dit schild,
Voelt het toch erg alleen.
Graag zou ik iemand in m’n hart willen laten,
Zonder gelijk over vroeger te praten,
Diep van binnen schuilt een andere mij,
En dáár, ja dáár kan ik zelf nogineens helemaal bij.
En zijn er veel, die de gok hebben gewaagd,
En mij hebben geprobeerd te zoeken,
Gevraagd, of ongevraagd,
Niemand is het gelukt,
Niemand zal het ook gaan lukken,
Diep genoeg te graven, tussen al deze gefaked-e gelukken.
Dát is wat ik ben,
Een en al nep,
Terwijl ik wat, ‘wees jezelf’ toch nog de grootste mond heb.
Het is uit zelfbescherming, en met goede redes,
Dat m’n échte ik, verleden is,
Maar is dit nu wel goed,
Dat is de grote vraag,
Want achter dit schild,
Blijven contacten áltijd vaag…
Ik wil niet fake zijn,
Zo wil ik niet leven,
Als ík m’n echte ik wordt,
Dan zullen jullie wat beleven…