‘k word omringd door felle lichten
Strepen vuur op ’t nachtelijk blauw
Nog uren voor de zon zal rijzen
Ben op weg voor dag en dauw
Langzaam wordt mijn geest verzwolgen
Door een grijze nevelvloed
Die mij lokt met rustbeloften
en mij reeds vergeten doet
Dat ’t is mijn doel die strook te volgen
Van zwart asfalt door grijs cement.
Dat ’t is mijn taak in pas te blijven
In een dans, alom gekend
Dans waar schimmen, licht getooid
Steeds rechtdoor moeten bewegen
En waar het recht der enkeling
Slechts met moeite wordt verkregen
‘k geef mij over aan de sluimer
Samenhang verlaat mijn geest
‘k laat mij in het niets verglijden
Tot een schaduw, onbevreesd
Geen menselijk leed kan mij nog deren
Ik ben alle pijn ontvlucht
Ik stijg langzaam naar de sterren
Door de zwarte nachtenlucht
Ik ben compleet, perfect gelukkig
Zo volmaakt als mens kan zijn
Maar toch belaagd iets mijn geweten
Met een ongekend venijn
Ik voel een schok, een zachte streling
Tegen ’t staal dat mij omhult
En ik wordt, met aards genoegen
Zowel als aardse zeer vervuld
Zoals de klap van de collusie
treft ’t mij dat ik onbewust
zocht naar vrienden, medemensen
om te delen in de rust
Van de dood en ’t eeuwig leven
van de eenheid drie gemaakt
van de slaap die nooit meer eindigt
waaruit men nimmermeer ontwaakt.