Vederlicht is ze,
Het leven heeft haar leeggezogen.
Haar huid, satijnzacht,
verbergt haar aders niet,
volgelopen met de pijn van het zijn.
Is ze?
Is geweest,
ze was?
Haar inktzwarte haren,
spelen met de wind.
Maken een luchttekening,
boven de waterval waar zij rust hoopt te vinden.
Haar ogen tranen de helderste tranen,
die het wateroppervlak kussen eens ze stranden.
Aan het meer der krankzinnigheid.
Ze kust de grond onder haar voeten.
Afscheid hoort niet pijn te doen.
Ze zet en stap vooruit
en laat haar longen volstromen met
het water dat ons het leven schonk.