Vandaag, zei de zon, zal ik niet ondergaan,
Na al die dagen van vluchten voor het donker,
Blijf ik nu eens staan.
Vanmiddag op het hoogste punt,
Daar zal ik blijven,
Afwachten wat de nacht mij brengt.
Met de grootste zelfverzekerheid,
Begon hij aan de morgen,
Schoof verder langs de horizon,
Maar van binnen begonnen de zorgen.
Hij sprak zichzelf moed in,
Je kan dit,
Je wil dit,
Je doet dit.
Zijn doel naderde langszaam,
Dichter naar het middaguur,
De zon, hij kwam eraan.
Hij richtte zijn gedachten,
En zette zich schrap,
Maar wat kon hij nou eigenlijk verwachten.
Zijn aftocht was lang,
En de schaamte deed hem pijn,
Wat moest hij nou zeggen,
Nog nooit was hij zo klein.
Tegen het vallen van de avond,
Dacht hij nog eens na,
Hij had het altijd al geweten,
Toch trots dat hij het had geprobeerd.