In een tijd van problemen en pijn,
Wanneer ik leef in een wereld vol schijn,
Wordt het steeds donkerder om me heen
Eenzaamheid, ik en mijn tranen alleen.
In volledige duisternis, tranen bevroren,
Als ik mijn stem vanbinnen niet meer kan horen,
Als mijn ogen gaan wennen aan de donkere nacht
Merk ik ineens iets wat ik nooit had verwacht.
Want daar brandt een lichtje, ik ben niet verlaten
Een lichtje waar ik uren tegenaan kan praten
Een lichtje dat er altijd voor mij zal zijn.
Dat een vlam in mij aansteekt, al is het maar klein.
Een lichtje dat verlangen naar geluk doet vergroten
Een licht waar door zwart nu op grijs is geschoten.
Een lichtje dat mij confronteert met hoe ik ben
Een lichtje dat mij achtervolgt als ik ren
Een licht uit een hoek waar ik nooit had gezocht
Waarvan ik nooit had gedacht dat het samen met mij vocht
Een licht dat mij aansteekt, licht dat groeit als gras,
Totdat ik net zo licht ben als ik vroeger was.
Lichtje, mijn lichtje, zo kostbaar voor mij
Lichtje, zo dierbaar, dat vecht aan mijn zij.