Gedachten, als bladeren van de boom,
dwarrelen zachtjes neer,veinzend,
over de herkomst van mijn droom.
Het vrome langs het oog van genot,
alwaar zij elkander kruisen,
in een warrige knoop van het lot
Gevoelens langs het oog van mededogen,
struikelen over begrip en waarheid,
bevechten elkaar in eindeloze dialogen.
En och, in ruste vloeien zij tot een,
vragen zich niet meer af, waarheen.