leven;
al wat verloren is, is samenhorig
maar tederheid die overbodig werd,
het kippenvel dat blijven wou
en doen alsof men alles kan vergeten
ofschoon men, plompverloren als een mens
alleen in het heelal moet zijn
moeilijk in dagen
open je, laat me in je ogen kijken
laat je de zon weer gunnen
ik ben terug, ik lig te rusten
bloemen krijg je natuurlijk, we schikken ze
en luister; nooit was ik bewuster
van de eenheid der liefde,
van dit sprankelende lente ballet
blijf met heel je hart ontbloot
en sla je geur tegen
woordloze monden
onthul wat tot nu is verheeld
ontplooi o roos
verwacht geen wederkeer
de krassen op je hart
zij helen
wel weer
laat dit hart om je heen zijn
waar het bij anderen andersom is
loop niet blind door dit land meer
droom met zielen die je bloedgroep niet dragen
spreek de taal van al het volk
zoals je eet het menu van de wereld
blijf niet afzijdig
spreek het woord, ook het geleende
spreek het helder
spreek en weerspreek het
en weer je, als banneling in hechtenis
al kijk je vastberaden
in kaken, klouwen, zanikt het gemis
koud kan de wind zijn
en je moet nog zover
maar opgerold in liefdeswarmte
ben je thuis als je slaapt
verwelkom de liefde
als ze in de verte naderd
niemand weet waarom
maar je zult winnen
en wenen
je levenlang