langzaam,
gevoed door ijle droombeelden
zweef ik mijn zomer achterna,
behoedzaam ruikend
aan de geur van vergankelijkheid.
wetend dat ik
misschien ooit het einde zal bereiken
da capo al coda
en opnieuw beginnen,
stamp ik op zware klompen voort
bonkend in mijn hoofd
is daar opeens een lichte geur
mijn klompen vallen af
en langzaam duik ik onder
de verdwenen avond achterna
felle kleuren verschieten naar licht
als ik ze aanraak met mijn wil
om zo alles om te vormen,
alles samen te voegen
tot één geheel
een compositie
vele wezens ben ik
vele gedaantes neem ik aan
alvorens een vroege dood te sterven
en zo alleen de herinnering aan mijn bestaan
over te laten in de oren van de mensen
welke vorm ik ook aanneem
welk gezicht ik ook trek
altijd komen er wel mensen
naar mij kijken
om vervuld huiswaarts te keren
soms stamp ik uit een kleine doos
soms zweef ik door een grote zaal
men probeert mij te vangen
in kleine ruimtes op te sluiten
maar men komt altijd bedrogen uit
mijn eigen karakter
in pure zin
blijft alleen bewaart als men
zich met liefde tot mij keert
en mij tevoorschijn tovert
voor velen is een aftreksel
van mijn zweven
al meer dan genoeg
van mijn stampen ook
maar sommigen zijn pas tevreden
wanneer zij mij tevoorschijn toveren
uit krappe tas of kist