Een lange tijd,
een vreemd gevoel,
ik mag je, maar ik wil je niet.
Je snapt toch niet wat ik bedoel.
Verlangens worden groter,
doordat ik alsmaar aan je denk.
Ik wil je zien,
je omhelzen,
je lippen kussen,
maar niet dat jij mij liefde schenkt.
Je lacht naar me,
een mooie lach.
Dan voel ik me zó blij!
Maar steeds voel ik me vreemder,
want jij hoort niet bij mij.
Ik weet het zeker
dat ik nooit
verliefd op je kan worden.
Je bent anders, speciaal, maar toch gelijk,
wat jou nog meer zal storen.
Ik mag je, maar ik wil je niet.
Toch denk ik continu aan jou.
Het laat me niet los,
ik voel me ziek,
ik weet dat ik van je hou.
Je bent de enige
bij wie het bij mij
ooit zo ver is gekomen.
Ik wil naar je kijken,
je zien lachen
en altijd over je dromen.
Ooit moest dit toch voorbijgaan.
Ik wil het niet, het kan ook niet.
Er moest een ander tussenkomen,
die jou ziet en die jij ziet.
Ik laat jullie samen verdergaan
en mijn gevoelens rusten,
maar diep in mijn hart heb ik veel verdriet.
Waarom?