rennend door het bos
gillend
schreeuwend
lopend
doornen krassen diep in mijn huid
vluchtend voor het donker
ik voel zijn hete adem in mijn nek
jagend op wat hem ontnomen is
ren sneller
gil luider
loop harder
mijn ogen angstig wijd open
schreeuwend roepend gillend
zonder enig geluid voort te kunnen brengen
een boomwortel
en een luide klap
maken een eind aan het geren
aan het geschreeuw
mijn neus in koude bladeren
mijn hoofd diep verborgen in mijn schoot
zonder roepen zonder rennen zonder snikken
voel ik ijskoude wind op mijn rug
ruw drukkend op mijn lippen
met mijn ogen stijf toegeknepen
zweet glijdt langs mijn huid
koude handen op mijn buik
betasten me bevriezen me
bijtend krabbend schoppend schreeuwend
ruwe handen duwen me achteloos achteruit
dwingen me mijn warme lichaam te verlaten
snijdende wind op mijn blote huid
nachtgeluiden doen me beseffen
dat het donker me inhaalde
me de warmte van mijn schoot ontnam
en me gevangen hield in zijn duister
me nooit meer weer laat gaan