De zilte ochtendlucht, gemengd met de zoute zeebries. Alledaags, maar vandaag speciaal. Speciaal omdat jij er loopt.
Je probeert de wind te trotseren, met je kraag rechtop, je oren diep weggestopt voor het opvliegende zand. Je raakt amper vooruit.
Maar de wind die te sterk is, gaat af en toe liggen, als een verslagen hond, jankend op de grond, totdat jij hem weer moed influistert.
Je huilt zachtjes, tegen de wind in, maar niemand die het ziet! Je valt, maar krabbelt haastig weer overeind. Het zand kleeft aan je betraande gezicht.
De wind gaat liggen, het ruisen van de zee houd op. Je staat daar, in silte te wezen, te zweven tussen licht en donker, hemel en hel, leven en dood.
Je valt opnieuw, maar dit keer niet door de wind.
Je blijft eenzaam en wezenloos liggen...