Al eeuwen wachtte je,
telde je de jaren
zoals anderen de uren.
Je telde je leven weg
en zag het langzaam aan verdwijnen,
als rimpels op het water.
Je ogen zagen veel gebeuren,
je oren hoorden lief en leed,
je huid voelde en leefde
voor de aanrakingen van anderen.
Velen liepen aan je voorbij,
anderen bleven soms voor even.
Ik was bij jou wanneer ik maar kon,
en vertelde je verhalen over mooie oorden
en over lang en gelukkig leven.
Als ik niet bij je kon zijn,
liep je door mijn gedachten.
Als ik het moeilijk had,
dacht ik aan jou.
Aan hoe je ogen konden schitteren
als ze de mijne vonden.
Aan hoe je lach door de wereld rolde
en je iedereen liet horen hoe mooi het leven was.
Tot je plots was uitgeblust,
je ogen schitterden niet meer,
en je lach was niet meer zo uitbundig.
Je telde de uren en minuten,
die plots wel jaren leken te duren,
je voelde je eeuwen oud en vergeten,
maar je moet één ding toch zeker weten:
ik vergeet je nooit niet.