hetgeen dat ik zo bevreesde
waar ik in mijn nachtmerries vervuld met angst
met een grote boog omheen liep
verander jij met jouw stalen blik
in werkelijkheid
deze dagen, voorbij kruipende uren
al wetend, ik val terug
met een glimlach mijn gillende lichaam proberend te verbergen
mezelf voor de gek houdend dat deze hel
eveneens als de zoveel zwakkere lichtpuntjes
aan mijn handen zal ontglippen - tervergeefs
alle ingesloten pijn, verlangens naar verlichting - opgekropt
zo gemakkelijk had ik het van me af kunnen laten glijden
voor even omsloten in mijn eigen armen
een simpele snee, in het al zo verminkte oppervlak
zou voldoening geven - tot de wijzers van
mijn klok-mijn hart-enkele slagen verder zou zijn
maar ik doorstond het vuur met opeengeklemde kaken
omdat jij me vertelde dat het de mist niet zou oplossen
de mist, even onverjaagbaar als het gewicht dat mijn lichaam heeft overgenomen
je ziet het allemaal fout, jij, die beweerde de sleutel
voor het zwarte gat- mijn lichaam te hebben
het slot al gesoldeerd met het zwaarste lood
zal tot in de eeuwigheid het donker binnengesloten houden