Mijn tante Eugénie
liet mij paardjerijden
eerst op de knie en later
op haar rug, ik was drie
in het klooster, waar ze woonde
ik hield haar stevig vast
door de gang van het convent
gezeten op mijn zwarte ros
"Genieke" hinnikte zij
mijn spontane lachen los
Ik draag haar met me mee
en soms als ik mediteer
zweeft zij in mijn zicht
onverwachts in vol ornaat
haar habijt rond haar taille
uitgespreid, in haar lange ondergoed
een paraplu van een decimeter hoog
ze landt op mijn uitgestoken hand
wijst op de linker en zweeft half
springend en lachend heen en weer