Het meisje dat voor me staat,
haar armen vol met krassen.
Niemand heeft op haar gelet,
niemand wilde op haar passen.
Het meisje dat bang is in het donker,
het nooit alleen redden zal.
Ver weg gezakt door haar verleden,
tot in dat diepe dal.
Het meisje wol met wanhoop,
weet geen raad met haar gevoel.
Om haar krassen te verbergen,
bedriegt ze heel de boel.
Geschrokken loop ik weg,
weg van de waarheid.
De spiegel, achterlatend, waar ik terug keren zal,
morgen weer dezelfde tijd.