Het gras waar ze op loopt,
het gaat dood onder haar voeten.
De bomen die ze aanraakt,
ze verliezen hun bladeren als haar vingers de stam raken.
De adem die ze uitblaast,
De wind begint steeds harder te waaien.
Nu zit ze daar,
aan de waterkant.
Haar voeten doen zeer van het lopen.
Ze laat ze dobberen in het water.
Maar het bevriest bij de aanraking van haar voet.
Nu zit ze daar gevangen,
gevangen in zichzelf.
Geen mogelijkheid om los te komen is meer over,
ze heeft geen keuze meer.
Ze gaat liggen op de grond.
Ze kijkt naar de donker wolken.
Bij het zien van haar blik beginnen ze te regenen.
Het water stroomt over haar lichaam.
Ze wil nergens meer zijn,
de kwelling is te groot.
Ze wilde de waarheid zo graag weten.
Maar de vraag stellen kon ze niet.
Ze wordt natter en natter.
Ze sluit langzaam haar ogen...
En dan is ze verdwenen,
ze is nergens meer.