Almacht
Als donkeren wolken de zon doen verdrijven.
En de regen met vlagen,slaat in je gezicht.
De wind rukt het laatste blad van de bomen.
Dan wens je alleen maar,naar dat warmen licht.
De regen die sijpelt,heel zachtjes je kraag in.
Je handen zijn koud,en je voeten zijn nat.
Je voelt je ellendig en kil,bij dit noodweer.
Maar toch heeft dit weer,ook zijn eigen pracht.
De wind drijft de zee op,met schuimende koppen.
Die breken met donderend geweld op de kust.
De stormvogel schreeuwt,zo dat je hem moet hoeren.
Een streling voor het oog,voor de oren een lust.
En ik sta hier buiten,dit alles te aanschouwen.
Daar voel ik me bij,als een zandkorrel klein.
De mens kan heel veel,maar geen stormen bouwen.
Want voor die macht,moet je de schepper zijn