Gekluisterd aan een roodbeklede stoel
Zat ik daar op het puntje
Huiverend van de emoties
Die het moment blootstelde
Sterrenhemelen sloegen zich open
En ik aanschouwde de pracht van de maan
Echter; hun schoonheid verbleekte
Naast zijn glimlach in het duister
Want dat was hij, die man
Zwierend over ijsvlakten
Hij leek te vliegen en toch te rusten
Op neergedaalde hemelwolken