Ik ben het kind dat knielt onder het raam
Buiten is de wereld aan het vergaan
In regens van flitsen en oorverdovend geluid
Handen tegen oren
Ik wil het niet horen
Ik ben het oude vrouwtje
Dat niemand ziet
Schuifelend door de straat
Verdwijnend in het niets
Waar het de wereld aangaat
Want wij kijken alleen maar vooruit
Ik ben het bibberende katje
Gered uit de sloot
Mijn broertjes en zusjes dood
Sta ik wankelend aan de kant
Met grote ogen en een dikke staart
Mep ik naar de helpende hand
Begrijpen doe ik mezelf niet
Maar ik ben er wel, zie je dat niet?