de hond was harig en blond
en stormde als 'n wervelwind naar binnen
als kwam hij thuis na een lange afwezigheid
en kwispelde uitbundig met zijn staart in 't rond,
de kat spoedde zich in twee passen
in de dichtsbijzijnde boom
van waaruit ze met verschrikte ogen
de vreemde snuffelaar bezag
en beaamde, deze onbesuisde indringer
betekent wellicht geen groot gevaar,
een zeldzame vaas viel van een tafeltje
want die had hij omvergemaaid
met zijn lange staart,
gevolgd door een gil in de huiskamer,
maar toen gaf iedereen goedlachs toe,
dat dier kan er ook niets aan doen
en uit zijn goedige ogen blonk
puur geluk om een koekje
en wie weet brengen scherven soms geluk,
't gesprek kwam nu pas goed op dreef,
kabbelde als een ruisend bergriviertje verder
over koetjes en kalfjes, van alles en nog wat,
maar niet over 'dat'
wat allang in ieders achterhoofd zat ...
zo kreeg dat slimme dier
in één, twee, drie voor mekaar
dat 'n jarenlang wantrouwen slonk
als sneeuw voor de zon
en van éénieder, door zijn gulle vriendschap,
de harten won ...