Zou ik eens vrij zijn,eens oneindig vrij,
dat er geen liefde en lachen in mij is.
Boven het geluid van stemmen,zover onder mij,
geen zoete stem,geen ogenblik van een gemis.
Zwijgend in mijn gedachten,zo dichtbij de tranen,
zie ik de koude blikken,een onbewogen mond.
In dat eene moment voel ik mij zo achter gelaten,
gedachtenloos raap ik trillend het penseel van de grond.