je zoende me en rende.
Ik wist niet waarheen maar weg.
Je hield van me zoals je me kende.
Schuin over de snelweg.
Ik snapte niet wat je deed.
Ik rende zo hard als ik kon.
ik zag de sneltrein die daar reed.
Je stopte niet, je overwon
En toen.....sprong me op de rail.
Ik riep zo hard.
Maar jij was er al niet meer.
Ik stond dood stil.
Ik zal je nooit meer zien, niet één keer.
Ik was naar 't ziekenhuis gebracht.
Ik werdt huilend wakker.
Daar staat iemand, ze lacht
Ze zegt: Ik ben bij je makker.
Ik zeg maar iets van:
Ik kan nooit meer lachen.
Ik vindt nooit iemand als hij.
Ik denk wel dat je dat kan.
Zegt ze maar blij.
Ik wil slapen.
En nooit meer wakker worden.
Dood.....net zoals hij.