Uit de oorlogsjaren.
Tante Lisa, mijn meter, had tijdens de oorlog een café in het centrum van Antwerpen.
Het kroegje lag op een muggenpis van de Onze Lieve Vrouwentoren, de trots van de Sinjoren.
Het was een druk bezocht cafeetje, zowel Antwerpenaren als Duitse bezetters waren er dagelijkse bezoeker. Het kroegje van tante Lisa was dan ook een goudmijntje.
Tante was een knappe jonge weduwe. Haar man was gestorven aan een gesprongen blindedarm, iets wat in die tijd nog fataal kon zijn.
Als waardin, kende zij de vrouwelijke kunst om jagende heren hoop te geven, om ze dan tijdig op afstand te houden.
Door die gave kwamen er dagelijks Duitse officieren op bezoek die snaps dronken en tante met dure Franse champagne trakteerden.
Op een morgen, tante had de gelagzaal net gedweild, toen er een onbekende klant met een grote doos het café binnen kwam.
“Goedemorgen, voor mij een jenever en drink jij ook wat.” bestelde vreemde de man.
Tante had een goed geheugen voor gezichten, zij was er zeker van dat ze deze kerel nog nooit gezien had.
“Ken ik jou?” vroeg tante.
“Dat zal niet,” zei het kleine blozende mannetje en hij keek lachend over zijn ronde brilglazen.
“Ik heet Kareltje, ik ben hier nog nooit geweest.”
“Ik ben op transit, ik moet nog wat lekkers gaan leveren in Brussel.” grinnikte hij en wees met zijn kromme wijsvinger naar de geheimzinnige doos die hij zorgzaam naast zich op de toog had geplaatst.
“Oh, zo,” zei Tante.
“Geef mij nog een kwakje en drink jij ook nog wat schoonheid. Het mag iets goed zijn.”Zei hij knipogend.
Tante vertrouwde het kereltje maar half.
“Ik neem nog een glaasje witte wijn als het mag.” zei ze.
“Voor mij maakt het niet uit ik ga goede zaakjes doen.” schaterde hij alsof hij de grote prijs op de staatsloterij ging winnen.
“Het is bijna gedaan met de moffen,”orakelde Kareltje.
“De Engelsen veroveren Normandië en Stalin gaat straks Berlijn opvreten.” meende hij.
Na wat jenevertjes werd het mannetje plots nogal opdringerig, hij probeerde tante Lisa in de bips te knijpen.
.
“Poten thuis of eruit.” Klonk het resoluut.
“Och God, Kan madame niet tegen een zwanske?” het vieze ventje trachtte nu achter de toog te komen.
Hij vermoedde niet dat tante daar een loden matrak had liggen.
Gelukkig voor hem en voor tante, kwam er net op dat moment een Duitse officier binnen gewaaid.
“ Morgen, Heil Hitler,” groette de luitenant.
“Goede morgen, Hein,” riep tante opgelucht
“Geben Sie auf was zu trinken.” Bestelde Hein die een goede bekende was in tantes café.
“Nein, nein, das is feur mij.” zei Kareltje in onmogelijk Duits.
Karel toostte kruiperig op de Duitse zegen, na een uurtje had het tweetal een ganse fles snaps soldaat gemaakt.
Na een broederlijke omhelzing betaalde Hein zijn deel en zwijmelde naar buiten. Kareltje bleef alleen achter.
Met zijn hoofd op de toog en zijn armen om de vreemde doos viel hij in slaap.
“Zo, Dan ga ik maar weer eens,” zei Karel nadat hij meer dan een uur gesnurkt had.
“En?” vroeg tante, haar duim en wijsvinger over elkaar wrijvend.
“Oh, had ik niet al eerder betaald?”
Tante schudde het hoofd.
Kareltje tastte in zijn achterzak, fronste zijn voorhoofd en begon al zijn zakken af te tasten.
“Die smerige mof, heeft mijn portefeuille gestolen;” vloekte hij huichelend.
“Dat kan niet, dat doet Hein niet, daar ken ik die jongen te goed voor,” ontkrachtte tante zijn bewering.
“Dan moet ik hem daarvoor al verloren hebben.”
“Wie gaat het feestje hier betalen? Of moet ik er de politie bijroepen.”dreigde tante die nattigheid voelde.
“Neen dat hoeft niet, misschien kunnen wij anders overeen komen mevrouw.”
“Ik zou niet weten hoe, beste man.”
“Kijk eens hier,” zei Kareltje. Hij opende de doos.
Begerig keek tante naar een grote klont boter.
“Echte boter mevrouw, ik had er een koper voor maar ik ben een man van eer en ik zie mij verplicht ze aan u te laten.”
Tante Lisa tilde de doos op, dat was minstens vijf kilogram boter.
“Mijn rekening effen en tweehonderd frank erbij en die boter is van u.”
Er stonden grote vraagtekens in tantes ogen. Dat was een waanzinnige deal.
“Mag ik er eerst eens van proeven?”
“Natuurlijk, meisje.”
Kareltje rolde met zijn duimnagel een krulletje boter van de klont en hield de lekkernij tegen de lippen van tante Lisa.
Zij proefde en smakte. Het was warempel echte boerenboter.
Vlug toverde zij twee briefjes van honderd naar boven en gaf ze aan Kareltje.
“Lekker spek is dat ook iets voor u?”
“Oh, ja Kareltje je bent hier altijd welkom.”
“Tot ziens dan schoonheid.”
Knikkend en buigend verliet Kareltje de herberg.
Die zelfde middag kwam mijn moeder bij tante op bezoek.
“Kom eens mee naar de keuken Margriet, ik heb de zaak van mijn leven gedaan.” zei tante trots.
Beide vrouwen stonden vol bewondering naar de boter te kijken.
“Hier,” zei tante gul. “Er is ook een stuk voor jou bij.”
Zij sneed in de klont boter en gilde het uit van ontzetting.
Zij zag een hoop aardappelpuré met een laagje van een halve centimeter boter rond. Tante weende van woede.
Kareltje is nooit terug gekomen met het spek.