Eenzaam zit je daar,
helemaal alleen en zonder haast.
Maar,
Ik zit ernaast.
Er zijn veel mensen om je heen,
maar toch,
voel je je zo alleen.
Zonder te weten dat Ik je heb gekocht.
En langzaam rolt daar een traan,
die niemand ziet.
En meer tranen gaan.
Het doet Me zo'n verdriet.
Je kijkt naar de mensen,
die je vast om je lelijke muil,
wegwensen.
Ik huil.
Je kijkt naar de vogels in de lucht,
die wel vrij zijn om weg te vliegen.
Je zucht.
En vergeet al M'n brieven.
Je kijkt over het water,
dat wel mooi is.
Het mag je niet baten,
dat Ik je mis.
Ik ben bij je, constant.
En als het lijkt of het dweilen is met open kranen,
Neem Ik je bij de hand,
en droog al je tranen.
Met een glimlacht zit je daar,
gelukkig en zonder haast.
Met een glimlach zit ik daar,
ernaast.