De dans, in rood gestoken
zij draait volmaakt, omzeilt de wind
wacht stil op leven, bezint het oog
verbreidt het lied, de stem gaat over
't kind met dromen, in vel gestoken
mooier denkend dan als foetus kon
nevel voelend, waar de zin begon,
te gelijken op een avondwake
toen ik jou verzon in regenkleding
waarom, kan ik niet weten
wanneer, mij niet herinneren
ik had, geloof ik, pijn
en was, vooral, alleen
wilde terug, of nergens heen
de stenen lagen stil, alleen de aarde golfde,
ik stond verstokt, en de wereld,
vloekte ik, draait door, en stortte,
in een voor mensen, turbulente ruimte
een volle leegte, taal bestond niet,
je verstond de vorm, voorzag idee
maar wie je was, aan het begin
dat stond al vast, je bent alleen
verlicht, om moed te geven
al was het maar, voor even
© 2006 Wiebren G.Th. de Munck