Starend in de nacht
Denk ik aan de dingen van toen
Die onvergetelijke beelden
Van levenloze ogen in misvormde gezichten
Van wezens die ooit mensen waren
Die ooit gelukkig waren, maar waren gevallen
Gevallen in de draaikolk van leugens en angst
Een diepte vol hopeloze zielen
Maar zelfs hier
Geldt de wet die de natuur overheerst
De sterkste overleefden
De mensen die sindsdien getekend zouden zijn
Met het litteken van de tunnel met het licht
De mensen die ’s ochtends de zon zien opgaan
Met pijn in hun hart
Voelen ze de warmte op hun huid
En dan komt het schuldgevoel
Door de oneerlijkheid
Omdat zij nog leefden
En de anderen niet