De nacht klamt klef aan blote armen, ”meisje wil je slapen gaan” dwingend bevel tot ogen sluiten, maar de wind raast nog langs kamerramen en ik knipper in het beeldschermlicht.
Het bed is groot – het stoplicht rood, ”welterusten lieve schat” je foto ligt nog op de grond. De muur was vol van echte liefde; zwarte verf waar ons hart eerst nog bestond.