en met een scherf van mijn spiegel
waarin ook jij eens jouw evenbeeld zag
kerf ik jouw naam in de wax van deze kaars
opdat hij nooit doven zal
tegenover mij, zat je toen
waarna je mij kuste
op mijn voorhoofd, als een soort film-vaarwel
- huilend -
en met een zucht wind van de deur
die jij - voor mijn betraande ogen - dichtgooide
werd dit alles tot een einde geblazen.
maar de kaars was de onze al niet meer
- het wax was allang gesmolten.